Jan Kraaijeveld

* 1954

  • “Miloš Rejchrt gaf ons de foto’s omdat hij ons kende, en wij namen ze mee en verstopten ze in de auto. Vervolgens hadden we een afspraak met een journalist in Neurenberg, aan wie we de foto’s gaven. Dankzij dat verschenen ze in de pers. Het was interessant om ze in de kranten te zien toen we in Nederland aankwamen – “Oh, dit zijn dus de foto’s die wij hadden meegenomen.” Het was belangrijk dat de namen van de ondertekenaars van het Charta 77 ook in Nederland bekend werden, en dat men in Tsjechoslowakije wist dat ze niet alleen met ons contact hadden, maar dat hun informatie ook werd doorgegeven.”

  • “Ja, voordat we aankwamen, hadden we afgesproken wanneer we precies zouden aankomen, en ’s nachts reden we van het kamp naar een boer die Ryšavý heette. Daar laadden we alles uit. Het was best spannend, alles moest heel snel gebeuren...” “De familie Ryšavý was ook een belangrijke familie in Miroslav.” “Ja.” “Dus alles gebeurde ’s nachts” “Alles gebeurde 's nachts en daarna gingen we terug naar het kamp.”

  • "We hebben geleerd voorzichtig te zijn. Zodra we uit de metro stapten, keken we over onze schouder om te zien of iemand ons volgde. Ik herinner me één keer dat het echt belangrijk was, omdat we Václav Havel zouden ontmoeten. Eerst moesten we naar het huis van Martin Palouš op de Kampa, en daarna leidde hij ons via allerlei omwegen naar een café – waar toen natuurlijk nog gerookt mocht worden. Waar Havel kwam, werd vanzelfsprekend gerookt. Toen keken we heel goed om ons heen.”

  • “Ik mocht er alleen met Henri over praten wanneer we samen waren of kort aan de telefoon, maar verder had ik mijn werk als predikant. Ik kon mijn eigen taak niet uitvoeren toen we hier met die activiteit bezig waren. Op een dag ontmoetten we hier in Tsjechoslowakije een katholieke priester en hij vroeg ons - ik bedoel hij vroeg mij, want Henry studeerde toen nog - wat voor werk ik deed. Ik antwoordde dat ik predikant was. En hij zei: “O, dus u bent een geestelijke.” Ja, en ik herinner me hoe ontroerd ik toen was, en ik ben dat nu nog steeds. Ja, ik ben een geestelijke. En daarom raakt het me vandaag opnieuw, omdat onze taak, onze bezigheid, toch een hogere betekenis had. Om mensen te steunen die onderdrukt werden, christenen die vervolgd werden. En dat was wat hier gebeurde. Zo mocht Pavel Kalus bijvoorbeeld geen theologie studeren, omdat zijn vader een predikant was. En er waren nog velen in dezelfde situatie. Daarom zei ik dat Vladimír Kalus en zijn vrouw grote moed toonden toen zij zich inzetten voor de waarheid.”

  • Celé nahrávky
  • 1

    Praha, 21.03.2025

    (audio)
    délka: 02:07:12
    nahrávka pořízena v rámci projektu Stories of the 20th Century TV
Celé nahrávky jsou k dispozici pouze pro přihlášené uživatele.

We smokkelden boeken achter het IJzeren Gordijn - Naar landen waar geestelijken niet mochten werken.

Jan Kraaijeveld, Prague, 2025
Jan Kraaijeveld, Prague, 2025
zdroj: Post Bellum

Jan Kraaijeveld werd op 25 augustus 1954 geboren in Sliedrecht, ten zuiden van Rotterdam, in een zeer gelovige en grote protestantse familie. Gebeden, hymnen, psalmen en regelmatige kerkbezoeken waren hun dagelijks brood. Hij ging theologie studeren in Utrecht, waar hij Hebe Charlotte Kohlbrugge ontmoette, die hulp organiseerde in de landen van het Oostblok. Hij raakte er zelf ook bij betrokken, eerst als student en later als predikant. Samen met zijn collega Henri Veldhuis reisde hij naar Roemenië, Tsjechoslowakije en de DDR – eerst met de auto, later met een speciaal aangepaste caravan. In Wenen of Neurenberg laadden ze boeken in die bestemd waren voor mensen achter het IJzeren Gordijn en namen op de terugweg manuscripten, foto’s en microfilms mee. In Miroslav ontmoetten ze persoonlijk de families Kalus en Ryšavý, de familie Brodský, en in Praag Miloš Rejchrt, Jakub Trojan, Ladislav Hejdánek en Martin Palouš. Ook in Nederland moesten ze echter zwijgen over hun gevaarlijke activiteiten in de landen achter het IJzeren Gordijn. Na 1989 organiseerde Jan Kraaijeveld cursussen voor evangelische predikanten in Tsjechië – dit keer officieel, zonder geheimhouding. Toch voelde hij zich nog steeds beschaamd om over bepaalde dingen openlijk te spreken en precies te beschrijven hoe het smokkelen van boeken plaatsvond. Hij was daar zo aan gewend geraakt in de tijd van het IJzeren Gordijn.